Opdracht 1
Dit doe je het best per twee (maar het kan ook alleen). Eén iemand is de programmeur, de andere is de robot. De programmeur gebruikt de programmeertaal en schrijft (of zegt) wat de robot moet doen. De robot mag de tekening uiteraard niet zien. De robot voert de opdracht uit met drie bekers.
De programmeur schrijft op een blad papier in de programmeertaal de instructie voor de robot, zodat die de onderstaande tekening kan maken met drie bekers: twee bekers naast elkaar en een derde erop.
Een pijl links of rechts = de halve diameter van de beker
Pijl omhoog = vastnemen / opheffen
Pijl omlaag = neerzetten / loslaten

Er zijn verschillende oplossingen mogelijk. Programmeertaal hou je het best zo kort mogelijk, maar uiteraard wel duidelijk genoeg, anders is de kans groot dat de computer vastloopt.
In deze opdracht begin je daarom het best bij de verste beker.
Verste beker ↑→→→→↓↑←←←←
Dichtste beker ↑→→↓↑←←
Middelste beker ↑↑→→→↓